-
1 batten
n. lat; plank; badding (in scheepvaart)--------v. zich tegoed doen, parasiterenbatten1[ bætn] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 richtlat ⇒ rij, (teken)mal————————batten2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 be a parasite on
be a parasite on -
3 freeload
v. op kosten van de ander leven, parasiteren (slang) -
4 parasite
n. parasiet[ pærəsajt]♦voorbeelden: -
5 sponge
n. spons; Moskovisch gebak; parasiet (mens)--------v. afsponsen; weg-, uit-, afwissen, wissen, klaplopensponge1[ spundzj]1 spons♦voorbeelden:————————sponge2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:4 he always manages to sponge some money from her • hij ziet altijd kans om wat geld van haar los te krijgen -
6 parasitization
n. het parasiteren
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский